Tekst: Jaap Verouden
Regelmatig wordt er in de (sociale) media gepleit voor meer passende voorzieningen voor de hoogbegaafde leerlingen in ons land. De roep om een uitbreiding van locaties met een voltijds HB-voorziening klinkt daarin het luidst. Zeker als er voorbeelden worden aangehaald vanuit de groep thuiszitters wordt deze hartenkreet fanatieker en emotioneler.
Ik ben het er geheel mee eens dat er op dit moment nog onvoldoende tegemoet kan worden gekomen aan de onderwijs- en begeleidingsbehoeften van kinderen met kenmerken van hoogbegaafdheid. Daarnaast is iedere thuiszitter er één te veel. Echter denk ik niet dat meer voltijds HB-onderwijs daar de (enige) oplossing voor is.
Ik ben van mening dat er in de reguliere groepen in het P.O. nog veel kan verbeteren qua onderwijs aan en begeleiding van deze groep kinderen. Reguliere leerkrachten kunnen over het algemeen meer kennis en expertise opbouwen, bijvoorbeeld door hier op de Pabo’s en via (na)scholingstrajecten structureel meer aandacht aan te besteden. Leerkrachten zouden zich zo minder handelingsverlegen moeten voelen. Ze zouden over voldoende materiaal moeten beschikken om het onderwijsaanbod te kunnen omvormen en aanpassen. Ook de vaardigheid om het reguliere lesmateriaal eenvoudig voor deze leerlingen om te kunnen zetten naar meer verdiepende en complexere materie (bijvoorbeeld met behulp van de Taxonomie van Bloom) kan hieraan bijdragen. Cognitief talentvolle leerlingen met kenmerken van begaafdheid zouden zich daardoor minder hoeven te vervelen en zich meer op hun eigen niveau aangesproken voelen.
Hiernaast zou meer ruimte voor creatief denken ook een duit in het zakje kunnen doen. Minder focus op de zoektocht naar het enige en juiste antwoord, maar meer op ‘out-of-the-box’ denken en vraagstukken met een open karakter kunnen de leergierigheid en eigenheid van deze groep kinderen voeden en bekrachtigen.
Aanvullend op deze aanpassingen in de reguliere groep, zijn er ook buiten de groep nog veel mogelijkheden. Er zijn legio voorbeelden van kinderen met kenmerken van hoogbegaafdheid die zeer gebaat zijn bij een deeltijdvoorziening, zoals een plusklas of een verrijkingsgroep, waar zij een peergroep om zich heen hebben en met vakoverstijgende vaardigheden oefenen. In combinatie met een goede en passende reguliere setting zouden ook zij tot een optimale ontwikkeling kunnen komen. Deze plusgroepen wegzetten als ‘pappen en nathouden’ vind ik daarom veel te kort door de bocht geformuleerd en dit doet geen recht aan de functie die zij voor veel leerlingen vervullen.
Mocht de plusklas of verrijkingsgroep binnen de school nog onvoldoende kunnen bieden (qua uitdaging of aanwezige ‘peers’), kan een deeltijd bovenschoolse voorziening, zoals Day a Week School of Het Vooruitwerklab, hier vaak nog in voorzien. Het voltijds HB-onderwijs is voor deze groep kinderen waarschijnlijk niet nodig en zou in enkele gevallen misschien meer schade dan geluk kunnen brengen.
“Ja maar, je bent niet één dag in de week hoogbegaafd!”, hoor ik vaak als tegenargument. Hoewel ik deze opmerking begrijp, ben ik van mening dat deze uitspraak ongewenst impliceert dat het voltijds HB-onderwijs dan de énige oplossing is. In mijn optiek is de tweedeling ‘hoogbegaafd’ en ‘niet hoogbegaafdheid’ een schijntweedeling, omdat de werkelijkheid veel complexer is en uit veel meer nuances bestaat. Je kunt hierdoor ook niets eenduidigs zeggen over de zogenaamde groep ‘hoogbegaafden’. Je kunt deze groep kinderen derhalve ook niet als homogene groep beschouwen met een homogene (onderwijs)behoefte, zoals het voltijds HB-onderwijs. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor kinderen met een bepaalde mate van ASS. Een groot deel van deze groep kan prima functioneren in een reguliere groep, mits de omstandigheden passend zijn en er goed wordt ingespeeld op de specifieke behoeften.
Om deze reden denk ik dat er bij alle kinderen goed moet worden gekeken naar de individuele situatie en de context, om derhalve te kunnen bepalen wat de leerling op dat moment het meest nodig heeft. Wanneer we in het onderwijs cognitief talent en specifieke onderwijsbehoeften vroegtijdig signaleren, kan er preventief worden gehandeld, in plaats van curatief. Vanuit deze visie kan een structureel passender aanbod binnen school, en eventueel bovenschools, tegemoet komen aan de onderwijsbehoeften van de meeste cognitief talentvolle kinderen. Voltijds-HB onderwijs zal dan slechts nodig zijn voor een klein percentage kinderen, voor wie de voorgaande aanpassingen onvoldoende effect hebben gehad.