Wat zegt een IQ over de onderwijsbehoeften van een (hoog)begaafd kind?
Door: Jaap Verouden en Annelies de Muijnck
Regelmatig krijgen wij van scholen de vraag of we een intelligentietest willen uitvoeren, omdat de betreffende leerling mogelijk (hoog)begaafd is en men hier uitsluitsel over wil krijgen. Maar is dit een goede reden om onderzoek te doen en wat zegt een ‘kale’ IQ-score eigenlijk over wat een kind nodig heeft? Laten we er eens een praktijkvoorbeeld bij nemen.
Alfio
Alfio is bijna 10 tien jaar oud en zit in groep 6 op een reguliere basisschool. Alfio heeft veel vriendjes in zijn groep. Binnen het gezin wordt Alfio van kleins af aan behoorlijk gestimuleerd. Zijn lesprogramma op school wordt sinds groep 3 compact aangeboden, waardoor herhaling zoveel mogelijk vermeden wordt. Daarnaast krijgt hij extra uitdagend schoolwerk, waarbij hij op vaste momenten in de week begeleiding van zijn leraar krijgt. Zijn leraar merkte echter dat Alfio meer uitdaging aankon. Ook zag hij dat Alfio het erg lastig vond om fouten te maken en daardoor sommige uitdagingen uit de weg ging. In overleg met ouders is in groep 5 besloten dat Alfio een dagdeel per week naar de plusgroep op school gaat, waar hij door een gespecialiseerde leerkracht meer wordt uitgedaagd en begeleid op het gebied van leren leren. Dit heeft een positief effect, Alfio gaat makkelijker uitdagingen aan. Zijn ouders en school vroegen zich af of Alfio hoogbegaafd is en vroegen een intelligentieonderzoek aan. Alfio’s totaal IQ bleek na onderzoek rond de 137 en harmonisch verdeeld.
Dit voorbeeld roept bij ons bepaalde vragen op: Wat zijn we hier eigenlijk wijzer geworden? In het geval van Alfio was het resultaat van het IQ-onderzoek louter een bevestiging van zijn cognitieve vermogens. Is dit voldoende reden om een onderzoek te doen? Deze nieuwe informatie heeft niets veranderd aan het onderwijsaanbod en dat was ook niet de bedoeling ervan. Alfio ontwikkelt zich positief, lijkt gelukkig en krijgt wat hij nodig heeft. Een onderzoek kost tijd en geld en bleek in dit geval niet nodig voor het formuleren van doelen en onderwijsbehoeften. Dat lukte prima op basis van de kennis en ervaring die al aanwezig was bij zijn ouders en leraren.
Een ander voorbeeld uit onze praktijk:
Esma
Esma is 8 jaar oud en zit in groep 4 op een reguliere school. Esma ontwikkelde zich vlot op jonge leeftijd. Ze kon zich verbaal goed uitdrukken en had al snel een brede woordenschat. In groep 1 liet Esma thuis merken dat ze school niet erg leuk vond. Nu in groep 4 beschrijft de leerkracht Esma als dromerig. Ze let niet op bij instructies en kan vervolgens onzeker zijn over wat ze moet doen. Haar resultaten op de toetsen zijn meestal goed maar soms maakt ze fouten omdat ze opdrachten verkeerd lijkt op te vatten. Haar ouders herkennen het dromerige gedrag niet. Thuis is Esma vaak bezig met het maken van filmpjes of knutselprojecten. Ook leest ze graag en speelt ze piano. Esma vertelt thuis dat ze school saai vindt omdat er veel herhaald wordt. Haar ouders vragen zich af of Esma baat zou hebben bij meer uitdaging in de lesstof. De leerkracht van Esma denkt dat er sprake is van een concentratieprobleem en dat ze gebaat zou zijn bij een intensievere aanpak of een training zoals ‘Beter bij de les’. Na overleg met de intern begeleider van de school werd er een intelligentieonderzoek aangevraagd.
Ook dit voorbeeld roept een aantal vragen op: Is het hier zinvol om enkel een intelligentieonderzoek te doen? Noemen we Esma vervolgens hoogbegaafd als ze een IQ boven de 130 blijkt te hebben? Wat voor meerwaarde heeft dat? Weten we dan voldoende over de onderwijsbehoeften van Esma?
Wij denken dat een onderzoek in dit geval zinvol kan zijn om meer zicht te krijgen op de onderwijsbehoeften van Esma en om passende doelen te kunnen formuleren. Enkel een intelligentieonderzoek biedt hier echter onvoldoende informatie voor. In een gesprek met ouders en de leerkracht kan worden besproken welke vragen er beantwoord kunnen worden met behulp van het onderzoek en hoe de antwoorden zouden helpen om tot een passender onderwijsaanbod te komen. Daarnaast dienen, naast de intelligentie, ook andere kenmerken van begaafdheid in kaart gebracht te worden, zoals creativiteit en gedrevenheid bij complexe taken. Ook is het van belang om de werkhouding en taakgerichtheid van Esma te observeren in verschillende (les)situaties en hierover kindgesprekken te voeren zodat helder wordt welke belemmerende en stimulerende factoren hierop van invloed zijn en welke rol de aanwezige begaafdheid hierbij speelt.
Bovenstaande voorbeelden maken duidelijk dat onderzoek vooral waardevol is wanneer de verkregen informatie nodig is om te komen tot passende doelen en/of inzicht in specifieke onderwijsbehoeften. Het is in dat geval belangrijk om samen met ouders en school vast te stellen welke informatie nodig is om de hulpvragen te beantwoorden en of deze informatie enkel met behulp van een intelligentiebepaling verkregen kan worden of dat daar meer voor nodig is. Een breder begaafdheidsonderzoek kan wenselijk zijn om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de factoren die meespelen in de totstandkoming van de (hoog)begaafdheid. Niet om uiteindelijk dit label gerechtvaardigd te kunnen plakken, maar om een volledig beeld te schetsen van het kind in zijn omgeving. Van daaruit kunnen de (onderwijs)behoeften worden gekoppeld aan de mogelijkheden die momenteel in de onderwijs-leeromgeving aanwezig zijn. Op basis van deze brede blik kan er beter worden aangesloten bij wat er nodig is en lopen we het minst risico dat er acties worden ondernomen die op de langer termijn onvoordelig voor het kind zijn.
Heeft deze blog uw interesse gewekt en zou u er verder over in gesprek willen? Het ABC kan u helpen, adviseren en ondersteunen bij vragen over (hoog)begaafdheid. Kijk op www.hetabc.nl/begaafdheid voor meer informatie.
Annelies de Muijnck (0631 631556) werkt op verschillende scholen in Amsterdam als vaste onderwijsadviseur en houd zich bezig met vragen op leerling-, groeps- en schoolniveau. Op scholen werkt ze nauw samen met intern begeleiders, leerkrachten, ouders en/of leerlingen om een aanbod of advies op maat te kunnen geven.
Sinds 2014 is ze als onderwijsadviseur betrokken bij het bovenschools project ‘Day A Week School’, dat zich richt op cognitief getalenteerde kinderen. In 2017 heeft ze de postacademische opleiding tot Schoolpsycholoog / Kinder- en Jeugdpsycholoog NIP afgerond.
Jaap Verouden (0631 631626) is onderwijsadviseur en (hoog)begaafdheidspecialist. Bij Het ABC houdt hij zich onder andere bezig met het trainen van leerkrachtteams, coaching van individuele leerkrachten, onderzoek en begeleiding van leerlingen en de ondersteuning bij het opzetten van schoolbeleid en van plusklassen. Hiernaast zit hij in de projectleiding van de Day a Week School. Deze school biedt passend onderwijs voor cognitief talentvolle leerlingen uit de bovenbouw van het basisonderwijs. Sinds februari 2017 is hij ECHA specialist in Gifted Education.