Trapsgewijze onderwijsaanpassingen voor (hoog)begaafde kinderen
Door: Jaap Verouden
Regelmatig kom ik op scholen die een plusklas binnen hun school hebben opgezet. Natuurlijk ontzettend mooi dat men hiermee iets extra’s biedt voor de begaafde kinderen op school. Maar los van de vraag hoe deze plusklas precies is vormgegeven, wie er voor deze groep staat en hoe de kinderen hiervoor geselecteerd worden, ben ik ook altijd benieuwd naar welke aanpassingen er in het reguliere onderwijsprogramma in de groepen worden gedaan. Vaak komt het er helaas op neer dat er in de eigen groepen weinig tijd is om hier specifieke aandacht aan te besteden. Ook hoor ik vaak dat de leerkrachten wel willen, maar zich nog handelingsverlegen voelen, omdat zij niet goed weten wát, hoe en wanneer zij iets moet aanbieden. Zij zien daardoor de plusklas als een ideale oplossing voor deze groep leerlingen.
Trapsgewijs
Hoewel ik ervan overtuigd ben dat veel plusklassen een mooie bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de cognitief talentvolle en (hoog)begaafde leerlingen, is mijn ervaring dat de aanpassingen die je op onderwijsgebied voor deze specifieke doelgroep maakt, bij voorkeur een trapsgewijze route volgen. Ik gebruik daar het volgende model voor:
1. De onderwijsaanpassingen dienen te beginnen in de eigen, reguliere groep, waarbij er op minimaal drie niveaus wordt gedifferentieerd. Een deel van deze differentiatie bestaat uit aanbieden van minder herhaling (compacten). Daarnaast is het van belang om per leerling en per vakgebied te kijken of dat voldoende is, of dat er nog meer moet worden geschrapt. De vrijgekomen tijd kan de leerkracht invullen met zinvol verrijkingsmateriaal, waarbij er niet sprake is van meer werk, maar vooral van ander werk. Ook specifieke aandacht voor leerdoelen en vaardigheden dient hier een plekje te krijgen.
2. Op het moment dat deze eerste stap binnen de groepen stevig is neergezet, kun je bepalen voor welke leerlingen dit aanpassingsniveau nog niet voldoende tegemoet komt aan hun onderwijsbehoeften. Voor deze leerlingen kan er binnen de school, groepsdoorbroken worden gekeken naar oplossingen. Zo kun je bijvoorbeeld kinderen uit verschillende groepen op gezette tijden aan een project laten samenwerken. Als dit formeel wordt opgezet, spreekt men meestal over een plusklas of verrijkingsgroep. Hierbij komen kinderen uit verschillende groepen, één tot een aantal uur per week samen en krijgen zij aangepast onderwijs van een gespecialiseerde leerkracht. Momenteel zie ik nog veel scholen waarbij er wel een plusklas aanwezig is, maar de expertise ontbreekt om deze goed gefundeerd in te zetten. Daarnaast ontbreekt het nog regelmatig aan een samenhang tussen het onderwijsprogramma in de reguliere groep en in de plusklas, waardoor de plusklas een eilandje wordt binnen de school en voor de betreffende leerlingen minder betekenis krijgt.
3. De scholen die zo’n plusklas op een gedegen wijze binnen hun school hebben opgezet, kunnen vervolgens gaan bepalen voor welke leerlingen dit niveau van onderwijsaanpassingen nog niet voldoende biedt. Voor deze leerlingen biedt een bovenschoolse voorziening een uitkomst. Hierin krijgen zij de gelegenheid om bijvoorbeeld een halve of hele dag per week samen te werken en te leren met ontwikkelingsgelijken van andere scholen. Dit is tevens de groep leerlingen die binnen hun eigen school een peergroep om zich heen mist, waarmee het zichzelf kan vergelijken, kan sparren en zich in kan herkennen. Een voorbeeld van zo’n programma is Day a Week School, waar ikzelf bij betrokken ben en waar al negen jaar lang kinderen een dag per week naartoe gaan.
4. Uiteindelijk is er ook een relatief kleine groep leerlingen dat ook hier nog niet genoeg aan heeft en alleen gebaat zal zijn bij een aparte onderwijsvoorziening voor hoogbegaafde leerlingen, op fulltime basis. De vraag naar deze voorziening is nog immer groeiend, maar zou in bovenstaand model mogelijk alleen nodig zijn voor de leerlingen die naast hun begaafdheid zeer specifieke behoeften hebben aan onderwijsaanpassingen en begeleiding, de zogenaamde dubbel-bijzondere leerlingen. Ook de uitzonderlijk begaafde leerlingen (bijvoorbeeld de top 1 promille) zouden hier een passende omgeving vinden. Wat mij betreft zouden alle andere leerlingen genoeg moeten hebben aan de eerste drie niveaus, mits goed vormgegeven door de school.
Stip op horizon
Hoewel het hier besproken model in de meeste huidige onderwijssituaties louter theoretisch van aard is, denk ik dat het een mooie stip op de horizon biedt waar we de komende jaren naartoe kunnen groeien. Bij het goed inrichten van het model krijgen ook de kinderen die niet tot de kandidaten voor een plusklas of verrijkingsgroep behoren het aanbod waarmee zij hun creatieve, analytische en praktische vaardigheden kunnen versterken. Het zorgt ervoor dat ieder kind gezien wordt en op het niveau wordt bediend dat hij of zij nodig heeft.
Heeft deze blog uw interesse gewekt en zou u ermee aan de slag willen gaan op uw school? Het ABC kan u daarbij helpen, adviseren en ondersteunen. Kijk op www.hetabc.nl/begaafdheid voor meer informatie.
Jaap Verouden is onderwijsadviseur en (hoog)begaafdheidspecialist. Bij Het ABC houdt hij zich onder andere bezig met het trainen van leerkrachtteams, coaching van individuele leerkrachten, onderzoek en begeleiding van leerlingen en de ondersteuning bij het opzetten van schoolbeleid en van plusklassen. Hiernaast zit hij in de projectleiding van de Day a Week School. Deze school biedt passend onderwijs voor cognitief talentvolle leerlingen uit de bovenbouw van het basisonderwijs. Sinds februari 2017 is hij ECHA specialist in Gifted Education.
Helder geschreven stuk Jaap!
Helemaal eens met deze insteek en helaas nog op veel scholen een utopie.
Als ouder persoon, ik ben 72 jaar. Verbaas ik mij over de term pluskinderen en plus klassen. Is dat, binnen een klas met kinderen wel normaal? Wat xijn de andere leerlingen dan? Min kinderen? Het lijkt mij, niet echt juist om jonge kinderen nu al in vakjes te gaan zetten. Hoe zullen zij zich voelen?